Update 5: De hobbelige pelgrimstocht naar Lumbini
Door: Jirry
Blijf op de hoogte en volg Jirry
28 Juli 2018 | Nepal, Lumbini
Toen we de bergen uitreden waren we ook écht meteen de bergen uit, het landschap om ons heen was ineens zo plat als thuis. Wat ook meteen zichtbaar werd, was een stukje armoede. De gemiddelde Nepalees had het hier duidelijk nog wat minder breed bleek uit de plaggenhutten en het gebrek aan hygiëne. Nog een behoorlijk eind van ons hotel vandaan werd "last stop" geroepen. We sprongen uit de bus maar voordat we onze backpack in ontvangst namen vroegen we toch nog even of dit echt het einde was. Maar goed dat we dit vroegen, want na nog bijna een uur rijden zette de bus ons vrijwel letterlijk voor de deur van ons hotel af!
En dat hotel, dat was niet zoveel. Ik kan nu al met zekerheid zeggen dat dit de matigste overnachting was in Nepal. Aan de andere kant moet je je verwachtingen laag houden als je acht en een halve euro per nacht betaald. Aan wederom de andere kant had onze vorige accomodatie ook deze prijs maar die was dan weer helemaal perfect! Afijn. We moesten bukkend de binnenplaats van het hotel in en alles was vrij modderig dankzij de werkzaamheden die nog bezig waren. De eerste kamer die we kregen had een flinke plas water naast het bed maar die ertegenover was gelukkig wel droog. We hadden een raampje met uitzicht over de rijstvelden en haalden verwachtingsvol de gordijnen voor ons tweede raampje weg. Een roestige fiets zonder banden, bakstenen, glazen flessen en ander puin. En het gordijntje ging weer dicht.
De reis had in totaal acht uur geduurd dus we hadden die warme douche ondertussen wel meer dan verdiend. Na weer een simpele Nepalese set maaltijd en een potje Kwatro gingen we maar lekker slapen om vervolgens best wel scherp om half acht uit onszelf wakker te worden. Dag nummer negen, tijd om Lumbini te verkennen.
Het ontbijt was iets nieuws en maar een euro pp. Het was een soort kruising tussen naanbrood en tortilla's met een vegatarische curry waardoor we de dag meteen goed konden beginnen. Vol verse energie liepen we langs de tuktuks die we afwezen, want we hadden de benenwagen al, de hoofdingang van het heilige Lumbini binnen. We belandden al snel op een plek waar we te midden van een goed onderhouden tuin wat tempels konden bewonderen. We werden zoals altijd welkom geheten en naar binnen gewezen. Deze tempels waren echter niet het hoogtepunt, dat was de heilige tuin.
Voordat we ook maar wisten waar de ingang van de tuin was zagen we een groep monnikken rondom de helder witte Maya Devi Mandir (het geboortehuis van de enige echte Boedhha) lopen in volle kledij (inclusief fel rode, peer-vormige hoofddeksels) en begeleid door muziek (of nouja, muziek is in deze een breed concept). Toen we eenmaal de ingang gevonden hadden werden we teruggestuurd om ergens anders onze schoenen uit te doen, waarna we op onze sokken opnieuw terug werden weggestuurd om een kaartje te gaan halen. Waarschijnlijk deed deze beveiligingsmeneer dat vaker voor de grap bij ons blanken.
Na dit op en neer gehuppel liepen we op het geboortehuis van Boedhha af. Wat overigens curieus is, is dat de actieve religie in dit gebied voornamelijk Islamitisch is, wat zich in het dorp ook uitte in een boerkha hier en daar. De monnikken die we daarnet al zagen, waren nu verzameld voor een soort dienst waar een blankere, dikkere man op een verhoging van kussens zat terwijl zijn parasolhouder zijn hoofd uit de zon hield. Een bijzonder schouwspel, een van de vele tijdens deze vakantie.
De tempel waar we voor stonden was van buiten wit en de binnenmuren hiervan waren meer dan 2300 jaar oud en daarmee het oudste bekende bouwwerk van Nepal. Achter glas lag hier een roodbruine markeersteen, welke door Ashoka (een keizer uit Noord-India en Boedhha evangelist) geplaatst is om de exacte plek waar Boedhha op deze aarde kwam te markeren. De Ashoka Pilaar voor het gebouw is naast het oudste monument van Nepal tevens een inscriptie van het bezoek van Ashoka, welke het bewijs zou leveren dat Boedhha hier toch echt vandaan komt.
Naast de tempels waren enkele ruïnes te zien van gebouwen en stoepa's uit 200 v.C. tot 1000 n.C. rondom een bad gevuld met schildpadden. Dit bad zou de plek zijn waar Maya Devi baadde voordat ze maagdelijk beviel van Siddhartha Gautama. Deze prins zou zijn rijkdommen en gezin op zijn 29ste verlaten, om daarna een armoedig bestaan te gaan leiden. Ook dit was niet het juiste pad en na 49 dagen mediteren had hij de verlichting bereikt, hij was bevrijd van de cyclus van leven en dood. Hiermee was hij de Boedhha geworden.
De rest van de tuin had prachtige bomen met ertussen de bekende Nepalese vlaggetjes gespannen. Toen we de tuin uitliepen kwamen we al snel tot de conclusie dat dit stukje van het gehele terrein het best onderhouden was. De aangemaakte natuur en het water om deze tuin heen was best ongerept geworden op het pad waar we op liepen na. We stuitten op de eeuwige vlam, een symbool ter nagedachtenis aan het Licht van Azië. Dit en de rest van het terrein waren onderdeel van een "masterplan" van Nepal om van Lumbini een religieuze trekpleister te maken. Door de her en der kapotte, onbegaanbare paden en die losgeslagen natuur kwam dit nog niet helemaal tot zijn recht.
Verderop hadden allerlei landen een eigen boeddhistische tempel geplaatst om bij te kunnen dragen aan deze bijzondere locatie. De gouden piek van de tempel van Myanmar viel behoorlijk op, maar op die manier had elk land wel iets. Zo waren er de groene daken van de Thaise tempel en de kleurrijke tempel van Cambodja, waarvoor nog druk gebouwd werd aan een nieuw complex. Toen we het water overstaken kwamen we nog bij de Chinese tempel, waar net een buslading Chinezen op af stormde die zonder hun schoenen uit te trekken kakelend naar binnen denderde. Dit deed ons rechtsom keren naar de Koreaanse tempel om later terug te komen.
Uiteindelijk lichtelijk verdwaald wezen een aantal Nepalese jongens ons naar de volgende binnenplaats omringd door tempels waar een groep Indische gasten dolgraag met ons op de foto wilde. Natuurlijk stopten we even bij de Nepalese tempel. Niet alleen de versieringen en stijl klopten helemaal met wat we tot nu toe al gezien hadden, deze tempel was ook, heel typisch, nog in aanbouw. Na een erg mooi klooster gebouwd door de Duitse boedhhistische gemeenschap besloten we nog even te stoppen bij de tempel van Singapore. Dit werd echter niet even toen de hemel plots open brak en we dus moesten schuilen.
Na meer dan een half uur wachten gingen we maar verder tot we aan het einde kwamen van de strook water die de oostelijke en westelijke kloosterzones scheidde. Eigenlijk wilden we een taxi maar die waren nergens te bekennen. Klimmend over hopen steen waar nog gebouwd werd, door regenplassen en modderweggetjes kwamen we met natte sokken bij het museum aan. Deze zag er van buiten niet erg aantrekkelijk uit dus we besloten om over te gaan tot lunch.
Het stonk een beetje in het tentje waar we gingen zitten maar het eten was gelukkig weer fantastisch. Elk hadden we een samosa (curry in een deegbal) en een boterham met curry uit de frituur. Met een cola erbij waren we voor 200 roepies (anderhalve euro) klaar. Het plan was om nu toch echt die fietstaxi te regelen en in de stromende regen waren we alsnog aan het onderhandelen om de prijs van 300 naar 200 roepies te krijgen, zelfs bluffend dat we de zes kilometer wel gewoon gingen lopen. Het werkte gelukkig wel waarna we even de tijd namen om in het hotel op te drogen.
Opgedroogd en met opgeklaard weer regelden we een fietstaxi naar de world peace stoepa, want het verdere gedeelte van Lumbini hadden we zo wel gezien (naast het onvolledige "masterplan" was namelijk ook dit dorpje nog in ontwikkeling). We hadden netjes onderhandeld naar 200 roepies maar kwamen er onderweg achter dat we de portemonnee vergeten waren. Best wel lullig aangezien we dit oude fietsmannetje moesten betalen en ook nog wilden pinnen op de terugweg, want de automaten in de buurt van ons hotel werkte allemaal niet. Ik vroeg hem of hij hier op ons wilde wachten en ons terug wilde brengen, voor 1000 roepies, floepte Sandra er toen uit... Maar ach, heeft die man ook meteen zijn brood (of curry, in dit geval?) verdiend vandaag.
De stoepa viel behoorlijk tegen, immers hadden we er nu al best een aantal gezien en deze had ook nauwelijks versieringen. Toen we echter weg wilden gaan wees ons taximannetje naar het kloostertje dat we gemist hadden. Hier was een Japanse monnik bezig met zijn middagdienst. We werden uitgenodigd om mee te doen en kregen elk een houten stok en een soort tennisracket met daarover een strak gespannen geitenhuid, ook onze chauffeur deed mee.
Na Mu Myo Ho Ren Ge Kyo. Vrij vertaald "toewijden aan de mystieke wet van zichzelf", een Boedhhistische, Japanse uitspraak die door de monnik ritmisch uitgesproken werd terwijl hij op zijn drum sloeg. Daarna was het aan ons om de zin te herhalen en tevens ritmisch op onze geitenvellen te slaan. Dat ritmische ging bij onze chauffeur iets minder, maar afijn, hij had het in ieder geval naar zijn zin. Ik denk dat het best wel redelijk klonk allemaal, vooral dankzij het aandeel van de monnik en wellicht ondanks onze bijdrage. Na een herhaling of twintig, dertig waren we het wel beu dus legden de vellen erbij neer. Kort deed de monnik nog een aantal bewegingen in gebedshouding om ons te bedanken, wat wij vervolgens weer nadeden. Nou als we die portemonee niet vergeten waren, hadden we dit dus mooi gemist!
De 1000 roepies hadden onze chauffeur ook bijzonder goed gemotiveerd want op onze terugweg naar het hotel wees hij nog van alles aan en vertelde erover in zijn beste Engels. Na hem betaald te hebben moesten we wel nog steeds pinnen en hij wees ons nog een automaat aan. Wederom werkte deze met zowel pin- als creditcard niet dus we vroegen hem of hij ons op en neer wilde rijden naar het einde van de straat waar we eindelijk succes hadden. Wat een gedoe altijd dat pinnen hier...
Die avond bestelden we wat dingen van de kaart die we nog niet kenden en ook dit smaakte weer uitstekend. De backpacks moesten daarna snel weer ingepakt worden want we mochten ons de volgende ochtend melden voor de bus van 05:15... Natuurlijk regende het die vroege ochtend als een malloot toen we in het donker door de plassen water naar de bus waadden.
In de bus werden onze tassen in het gangpad gedumpt en na een kwartier wachten stapte er nog een enkele Nepalees in voordat we vertrokken. We waren op weg naar Royal Chitwan National Park maar moesten ergens in Narayangarh overstappen. Dit was niet echt de toeristenbus die we gewend waren. Er waren namelijk geen standaard eetstops en het mannetje naast de chauffeur was druk bezig om extra klanten te regelen, wat voor het nodige in- en uitstapwerk zorgde.
De weg waar we over reden was voornamelijk vlak maar de rijstijl van onze chauffeur maakte de rit verre van rustgevend. Het inhalen hier in Nepal moet om de een of andere reden op een behoorlijk idiote manier gebeuren. De uitgebrande bus aan de kant van de weg die we tegenkwamen bood ook niet veel hoop, maar gelukkig werd het inhalen na zo'n tien hartverzakkingen redelijk normaal. In de bergen reed de man daarentegen weer bijzonder rustig, zijn bus was duidelijk niet gemaakt om te klimmen.
Bij een willekeurige benzinepomp in Narayangarh moesten we eruit. Daar stonden we dan, met onze backpacks in een willekeurige stad in Nepal met de tip dat we naar voren moesten lopen voor een bus met nummer twee. Al wachtende bij een bushalte werden we weer naar voren gestuurd en daarna opnieuw door dezelfde jongen. Nadat de flashbacks van de zoektocht naar de lokale bus in Kathmandu zijn werk hadden gedaan kwam er uiteindelijk verlossing. Deze lokale bus had van binnen een bijzonder uiterlijk en de chauffeur was gelukkig zo vriendelijk om uit te stappen waar we eruit moesten en natuurlijk kostte deze bus geen drol.
Met een tuktuk kwamen we aan bij Hotel Rhino Land, in Sauraha vlak naast het nationale park genaamd Chitwan. Met vijf euro per nacht voor een kamer hadden we ook een plaggenhut kunnen verwachten, maar hij was echt perfect! We hadden de rhino-room, wat bleek uit een schildering van twee neushoorns die het erg naar hun zin hadden met elkaar. We waren rond het middaguur aangekomen en met enkel een kaakjesontbijt in de bus was het tijd voor een goede lunch. Iets westerser dit keer, een kippizza die even de reeks van curry's doorbrak. Tijdens de lunch konden we mooi bespreken hoe we deze dagen Chitwan aan wilden gaan pakken. Dit plan zou echter weer wijzigen, gelukkig ook maar kunnen we achteraf stellen. Wat we sowieso wilden gaan doen was een jungle-walk en niets met olifantenleed. Ons eerste contact met de jungle volgde al snel maar niet voordat we even een powernap pakten. Hoe dat contact precies verliep lees je weer in de volgende!
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley